Ergens in 't wilde westen
Woonde eens een Grote Beer
Een Indiaan, een hele beste
Want op zijn hoofd droeg hij een veer
's Avonds als die mane licht kwam
Dan keek'ie uren naar die maan
Tot zijn vrouw riep, uit de wigwam
Dat'ie van haar d'r heen kon gaan
refr.:
O Grote Beer, o Grote Beer
Zo ging de hele stam te keer
O Grote Beer, o Grote Beer
Waardoor zien we jou nooit meer
Maar Grote Beer werd toen bezeten
Door dat reisje naar de maan
De president liet hem toen weten
Dat'ie per raket kon gaan
Alle and're ruimtedieren
Waren op, dus kijk'ns aan
De blanke hebben toch manieren
Nu Grote Beer voor hun mocht gaan
refr.
Weken lang werd niet vernomen
Hoe het ging met Grote Beer
Uit de lucht was slechts gekomen
Iep, Iep, Iep, Iep, Uch, maar ook niets meer
Eindelijk kwam er een berichie
Bij de raad van oudsten aan
Grote Beer is naar z'n nichie
En zweeft voorgoed nu om de maan
refr.
Maar z'n vrouw las alle boeken
Over maan en sterrentrouw
En na dagen naastig zoeken
Riep ze; "Ah, een and're vrouw
Man zie hier, wat een gezemel
Lees maar hier, bij helder weer
Zie je duid'lijk aan die hemel
Een grote en een kleine Beer"
refr.